BLOG / Splint

Mijn huwelijk begint onweerstaanbaar, namelijk met een splint. “Ik hoop niet dat je net aan kinderen wilde gaan beginnen, want dat maak ik je nu wel lastig…”, grapt de tandarts. “Ower het awgemeen wowden dwie nwiet in mijwn gebit gewmaakt!” grap ik terug.

In de weken voor onze bruiloft klemde ik ’s nachts zo hard met mijn kaken, dat ik overdag amper nog kon kauwen. Een zeer effectief bruidsdieet, maar m’n kakement had er minder baat bij. De tandarts hoopte dat ik na de grote dag minder zou gaan klemmen. Dat ging ik, waardoor ik godzijdank weer normaal kon eten en schranste als een ex-deelnemer van Expeditie Robinson. Toch bleef ik lichtjes doorklemmen, en dus concludeerde de tandarts dat het hoog tijd was voor een splint.

“Een plint?” vroeg ik. Het ding zou tegen mijn gebit aan worden gemetseld en had daardoor verdacht veel overeenkomsten met een laminaatrandje. Maar nee, de uitvinding heette een ssssplint, legde de tandarts uit, terwijl hij me in allemaal obscure materialen liet happen en metingen verrichte. Over een week mocht ik het apparaat op komen halen.

De donderdag erna duwde hij een complete Tupperware-party in mijn mond. “Bwen je nowg iewts aawn het opmweten?” murmelde ik. “Nee, dit is je splint!” antwoordde de tandarts opgewekt. “Voel maar eens hoe moeilijk het is om je kaken op elkaar te klemmen.” Dat klonk niet verrassend, want met al dat plastic in mijn mond was überhaupt niks meer mogelijk. “Je hoeft er maar zes maanden elke nacht mee te slapen!”

Dus nu lig ik ’s avonds als een soort opgebaarde bokser in bed, terwijl de helft van mijn mond gevangen wordt gehouden in plastic. Sensueel is het niet, maar manlief vindt het afstotelijke werktuig een onverwacht groot succes. Eerder stelde ik hem met regelmaat vlak voor het slapen een ingewikkelde vraag, zo’n vraag die hij overdag al lastig genoeg vindt, het liefst als zijn ogen nét dicht vielen. “Waarom moet dit nú….” jammerde hij dan, waarna hij deed alsof hij sliep.

Nu zijn de rollen omgekeerd. Ik zeg geen boe of ba, want probeer maar eens te praten met een kunstmatig gehemelte. M’n echtgenoot daarentegen, kan niet stoppen met vragen stellen. Waarna hij na elk antwoord gillend van de lach uitroept: “HAHAHAHAHAHAHAHAHA WÁÁÁÁÁÁÁT ZEG JE???? IWK VWESTA WJE NJIET!!!!” Gelukkig vindt iemand die driehonderd euro aan plastic de investering waard.