BLOG / Pelle

In het verleden werd mijn innige hondenwens gesmoord met een parkiet, schreef ik vorige week. Een behoorlijk schraal alternatief, vond ik als 9-jarige, tótdat ik de vogel in kwestie ontmoette.

Op een mooie woensdagmiddag vertrok ik met mijn moeder naar de volière bij ons in de buurt. We fietsten tientallen luid kwetterende grasparkieten tegemoet. De eigenaar opende een hokje en pakte daar voorzichtig een klein hulpeloos hoopje dons uit. Het zou mijn eerste echte huisdier worden. Een mannetjesparkiet, vertelde de man, want hij had een blauwe snavel.

Het hoopje moest nog wel een naam krijgen. Daffy, geïnspireerd op Daffy Duck, vond ik wel een goede optie, want dat was tenslotte ook een vogel, zij het een eend. Mijn moeder keek me niet-begrijpend aan. “We noemen hem Pelle”, zei ze, “dat is een mooie jongensnaam”. En daarmee was de kous af, want dat vond ik eigenlijk ook wel.

De eerste dagen bleef Pelle beduusd in het hoekje van zijn kooi zitten, want vliegen behoorde nog niet tot zijn vaardigheden. Stiekem best handig wanneer je hem uit zijn hok haalde: heel veel verder dan de keukentafel kwam hij niet. Dit veranderde echter toen zijn dons uitgroeide tot veren, en hij tot onze en vooral ook zijn eigen schrik ineens onhandig opsteeg, waarna een ontmoeting met het raam de reis ruw afbrak. Wekenlang hielden we de vitrages dicht tijdens zijn fladderoefeningen, net zolang tot onze vliegenier alle bochten van de woonkamer kende en zijn nek niet meer zou breken.

Ondertussen verkleurde de ogenschijnlijk blauwe snavel langzaamaan bruin: Pelle bleek geen jongen, maar een meisje te zijn. Dat ze moest leven met een mannennaam leek haar gelukkig niet te deren. Als haar kooi werd geopend maakte ze luid kwetterend vijf loopings door de woonkamer, waarna ze vrolijk fluitend plaatsnam op een schemerlamp of in de Kamerden, een huwelijkscadeau dat mijn ouders al bijna vijfentwintig jaar trots in leven hielden. Helaas maakte een overenthousiaste snavel een vroegtijdig einde aan dat leven, en de witte lampenkappen waren al snel gebroken beige dankzij de chronische stromen vogelpoep.

Hoewel mijn moeder niet vrolijk werd van deze molestaties, hadden zij en het beestje wel de sterkste band: uiteraard had ik als 9-jarige gouden bergen beloofd, maar was het uiteindelijk mijn moeder die de vogel verzorgde. Elke ochtend las Pelle samen met haar de krant, door olijk over de koppen te trippelen en aan de hoekjes van het papier te knagen. Tussendoor keek de vogel je afwisselend arrogant en opgetogen aan, waarna ze tevreden ging zitten murmelen in je nek, haar warme pootjes heen en weer schuifelend. Als iemand zich vervolgens op zijn of haar pianoles stortte, barstte Pelle bijna uit elkaar van geluk: soms kwetterde ze zo hard mee, dat je niet meer kon horen of je überhaupt wel speelde wat er stond.

Op een dag lagen er allemaal plasjes bloed in de kooi. Pelle trippelde en kwetterde niet meer. Ze moest per direct naar de dierenarts en mijn moeder vroeg of ik meeging. Inmiddels was ik een onzekere en beïnvloedbare puber, die die middag had afgesproken met een dominant vriendinnetje. Ze bezwoer me dat het totale onzin was om mee te gaan met een zieke parkiet, waardoor ik besloot om thuis te blijven. En ik verwijt mezelf tot op de dag van vandaag dat ik de mening van een ander verkoos boven het bijstaan van mijn vrolijke parkiet, die diezelfde middag nog haar laatste vogeladem uitblies.

 

Bron afbeelding: www.compfight.com

Add a Comment

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *