BLOG / Opstandig
Tot nu toe relativeerde ik zwanger zijn eindeloos, maar ik kan niet eigenwijs blijven. Een doos met twee salontafels naar huis tillen, blijkt bijvoorbeeld niet meer zo’n heel goed idee.
Eerder schreef ik al dat ik beduidend minder dramatisch zwanger ben dan ik altijd had verwacht. Op hier en daar een klacht na, heb ik eigenlijk bar weinig last van de inmiddels vierendertig centimeter lange knul in mijn buik. Bovendien zitten mijn nuchtere Westlandse roots nog veel dieper in me geworteld dan ik wist: het overgrote deel van het fenomeen ‘zwanger zijn’ vind ik overdreven.
Dat je van niemand iets mag verschuiven of vertillen, bijvoorbeeld. Je hebt je handen nog niet uitgestoken, of het object wordt al bij je weggetrokken. Men is sowieso structureel verbaasd dat je überhaupt nog kan staan, zitten, wandelen, fietsen, of nadenken: als je je héél even niet meer herinnert waar punt 8 van de notulen ook alweer over ging, ligt dat zonder twijfel aan je rap toenemende zwangerschapsdementie.
Ik word daar opstandig van, en om aan iedereen – of misschien wel het meest aan mezelf – te bewijzen dat ik me nog kiplekker voel, ga ik dingen doen die schijnbaar niet meer de bedoeling zijn. Liggend op de grond onder het bed stofzuigen. Zeshonderd keer bukken om een balletje naar de kat te gooien. Salontafels en vers ingelijste kunstwerken naar huis tillen, omdat ik daar slechts een paar honderd meter mee hoef te lopen, maar vooral omdat nesteldrang en geduld een onbestaanbare combinatie is.
“Gaat dat wel lukken zo…?” vragen de bezorgde winkelmedewerkers, die me het meubelstuk aarzelend overhandigen. “Ja hoor!” antwoord ik opgetogen, “ik woon hier echt súper dichtbij!”, waarna ik er stevig de pas in zet. Honderd meter later ben ik al ietsje minder opgetogen, als ik heel misschien toch wel een heel klein beetje voel dat mijn buikspieren en botten momenteel niet meer zijn wat ze geweest zijn.
Stiekem moet ik namelijk toegeven dat een heleboel zaken niet meer zijn wat ze geweest zijn. Zo heb ik inmiddels alle toiletten van Utrecht en omstreken bezocht, doordat ik na nog geen twintig minuten buiten de deur al het gevoel heb dat ik sinds 1985 mijn plas ophoud. Datzelfde gevoel heb ik na twintig minuten slaap, wat een soort nachtelijke avondvierdaagse naar de badkamer oplevert. Tijdens een kroegentocht met vrienden kan ik om elf uur mijn ogen amper nog open houden, een tent met keiharde muziek wil ik niet eens meer binnenlopen, en een urenlange wandeling suist toch ietwat lang na in de bekken.
Tja: iemand in je buik herinnert je elke dag meer en meer aan zijn aanwezigheid. Door tegen je blaas of maag aan in slaap te vallen, door voortdurend koprollen en snoekduiken te maken, door je te laten knikkebollen tijdens een bloedstollend Temptation Island-kampvuur, door je instinctief te laten voelen dat het niet meer om jou en je drang naar onafhankelijkheid gaat, maar om je kind, waar je al moeder van bent, en waar je je al moeder van voelt…
En toch, ondanks al die signalen blijft de hang naar eigenwijsheid en zelfoverschatting hardnekkig. Maar gelukkig is er dan altijd nog die irritante, overbezorgde omstander. Die omstander die de salontafels uit je handen trekt, opraapt wat je laat vallen, je adviseert om het ingelijste kunstwerk op je trapper te zetten in plaats van op je bagagedrager, en die de deur van de bonkende kroeg achter zich dichttrekt, om je buiten je zoveelste flesje frisdrank te brengen, en je te vragen of je niet gewoon naar bed moet.
Die omstander, die kun je af en toe best goed gebruiken.
Bron afbeelding: www.compfight.com