BLOG / Nieuw

Het nieuwe collegejaar is in aantocht en de stad wordt overspoeld door onwennige 18-jarigen, die worden gedrild in socializen, bier drinken en het verbergen van hun ongemak.

Na een lange, stille zomer komen de studenten plotseling massaal uit hun holen gekropen. Net nu ik ontdek dat een uitgestorven universiteit niet alleen maar dodelijk saai, maar ook best productieverhogend en mindful is, krioelen er ineens weer tientallen luid pratende jongelingen om me heen. Hetzelde geldt voor de binnenstad: de studententsunami’s lijken uit alle kroegen en stegen te stromen.

Het is niet moeilijk om te zien wie er al was, en wie net nieuw is. Trots en zelfverzekerd slepen de ouderejaars de nieuwe schapen door de stad en universiteitsgebouwen. De ontheemde eerstejaars volgen braaf, want ze hebben in dit introductiegroepje geen veilige schoolvriendinnen of ervaring met de omgeving om zich aan vast te klampen. Sommigen van hen hebben god-zij-dank iemand gevonden om mee te praten en zich daarmee een houding te geven; anderen sjokken eenzaam en gemaakt casual achter de horde aan.

Ooit was ik ook een schaap dat semi-nonchalant achter een opgefokte ouderejaars aan hobbelde. Het was de Utrechtse introductieweek en het zou allemaal he-le-maal fantastisch worden, want je studententijd, dat was de tijd van je leven. We werden van kroeg naar kroeg en van studentenvereniging naar studentenvereniging gesleept. Ik zag zevenentwintig Utrechtse terrassen op een dag en ik leerde dat ik never nooit vrienden zou maken als ik geen lid werd van een vereniging.

Ik mocht in de studentenkamer van mijn nicht slapen, samen met mijn goede vriendin S. We leefden een week op brood met pindakaas en we hadden lange broeken mee, terwijl een hittegolf de stad van onze toekomst overviel. We bedachten niet dat er in deze stad honderd winkels waren waarin we iets luchtigers konden kopen, en dus zweetten we peentjes, van de warmte en van ongemak. ’s Avonds wist S. op de geleende studentenfiets tot mijn grote verbazing telkens weer onze slaapplek te vinden, terwijl ik vanaf de bagagedrager verward om me heen keek: ik herkende NIETS. Alles hier was nieuw, onbekend, eng.

Aan het einde van de doldwaze introductieweek haalde mijn moeder ons op. Toen ze vroeg of we het leuk hadden gehad, staarde ik uit het autoraam, terwijl ik mijn tranen met moeite bedwong. Nog nooit had ik zó hartgrondig verlangd naar mijn woonplaats, mijn vrienden, mijn middelbare school. Ik wilde helemaal geen nieuw leven: ik wilde mijn oude leven terug. Niet veel later verhuisde ik naar Utrecht en begon de tijd van mijn leven alsnog. Zo zal het de nieuwe schapen zeker weten ook vergaan, maar nu, aan het begin van hun nieuwe leven, leef ik nog even met ze mee.

 

 

Bron afbeelding: www.compfight.com 

Add a Comment

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *