BLOG / Niene en Cato

Zo, ziekenhuisblogs geplaatst, pre-operatieve vragenlijst ingevuld, 35 weken-zwangerschapsfoto met 34.6 gemaakt: ik kan gaan slapen. Maar in bed voel ik ineens iets gebeuren.

Ik spring op en vraag me af waarom de plastic matrasbeschermer eigenlijk nog netjes in het kraampakket zit. “Mijn vliezen zijn gebroken, nu écht!!” fluister ik opgewonden tegen A., die net een half uur onder zeil is en beduusd in zijn ogen wrijft. Binnen een kwartier staan mijn schoonzus en nichtje voor de deur om bij ons een bed in te duiken, zodat Bram onder de pannen is. Verwilderd gooien A. en ik nog wat spullen in een koffer, maar al snel durf ik niet meer van de Albert Heijn-tas op de bank af te komen. “Kom maar hier naartoe”, zegt de vriendelijke verpleegkundige van het Diakonessenhuis, “maar geen haast hoor, het kan allemaal nog wel even duren.”

Om 01.30, drie kwartier na het breken van mijn vliezen, arriveren we in het ziekenhuis. Ik word voor de driehonderdste keer de afgelopen weken aan een monitor gelegd. De dames lijken het prima te hebben en ik kan nog gezellig kletsen. Om 3.00 adviseert de verpleegkundige om maar wat te gaan slapen. Aangezien er geen bed is voor A., lijkt het ons beter als die thuis nog even richting dromenland gaat, zodat hij hier niet zijn uren op een plastic stoel hoeft te slijten. “Als het niet doorzet”, zegt de arts-assistent, “nemen we je weer twee weken op, om er opnieuw extra tijd bij te winnen.” Ik slik. Ik weet niet of ik daar nog een keer de veerkracht voor op kan brengen.

A. kust me gedag en ik doe een poging tot slapen, maar het lukt voor geen meter. Mijn buik rommelt en mijn lijf blijft onrustig. Ik doezel even weg, maar dan nemen de krampen toe. Ik pak mijn telefoon erbij om te timen: ze zijn er elke tien minuten, en al snel elke vijf minuten. Ik druk op de knop voor de verpleegkundige en de arts-assistent komt er ook weer bij. Ze vertellen dat het nog steeds wel even kan duren en dat ze me niet gaan onderzoeken, omdat er dan infectiegevaar is, mochten de meiden toch blijven zitten. Ondertussen voel ik de krampen alsmaar toenemen. Ik mompel dat het bij mijn zoon razendsnel ging en er heel groot DEZE VROUW BEVALT WAARSCHIJNLIJK ALS EEN SPEER in mijn dossier staat. Niemand lijkt onder de indruk.

Rond 5.30 druk ik nog een keer op de knop. Ik wil van de monitor af, ik moet lopen om de krampen te incasseren, niet liggen. Ik hang inmiddels in de reling van het bed van de pijn, die geen moment van pauze lijkt te kennen. De arts-assistent bekijkt me nu wat bezorgder en legt uit dat hier momenteel wel een OK vrij is, maar geen plek voor mijn kinderen, dus dat ze andere ziekenhuizen moet gaan bellen. Iedereen vertrekt weer om te gaan telefoneren en regelen. Ik druk mijn gezicht in het ziekenhuiskussen van ellende. “Ik doe dit NOOIT meer. NOOIT MEER!!!!!!!!” denk ik. “Oh nee, positieve gedachten, positieve gedachten: pijn is goed. Pijn wijst je de weg! Maar… ik krijg een keizersnee,* dat is een andere weg… WAAROM HEB IK DEZE PIJN TERWIJL DIE HELEMAAL NIET NODIG IS?!!!”

De arts-assistent keert terug. Ze heeft een ziekenhuisplekje voor me gevonden en wil een ambulance gaan bestellen. Ik kerm dat ik no way nog een ambulance in ga, al helemaal niet sinds ik weet dat ambulancepersoneel panisch is voor barende vrouwen, en omdat ik voel dat ik NU ga bevallen. Ze kijkt me serieus aan en wil me toch eens onderzoeken. Ik hoor daarna eigenlijk niets meer, behalve iets met “heel veel centimeter”, “METEEN je man bellen” en “we gaan direct een OK klaarmaken”. Ik bel A. “Ja hallo, je moet meteen komen, of nou ja zoek nog maar even een laptop of een boek of iets anders om je mee te vermaken, maar ik heb wel freaking veel pijn, doei!!”

Dan gaat het snel. Ik word driftig de gang door gereden, lift in, OK in. Verschillende mondkapjes stellen zich aan me voor en leggen uit wat er gaat gebeuren. Ik registreer slechts de helft en het maakt me ook allemaal niet meer uit, ik voel alleen nog maar dat mijn dochters na drie weken vertwijfeld blijven zitten ineens alle haast van de wereld hebben. “Je man is er!” klinkt ergens in de verte, terwijl drie mondkapjes een ruggenprik proberen te zetten bij een kronkelende vrouw met enórme buik: probeer die maar eens een kromme rug te laten maken.

Maar het zetten van de prik lukt. Mijn arm begint te tintelen, en dan mijn benen, en dan mijn buik, en dan… is de pijn weg. Ineens is het alsof ik in een bubbelbad zit. Een bubbelbad van rust. Ik voel mezelf volledig ontspannen. Ik lig op de operatietafel. De weeënstorm is gestopt. A. is op tijd binnen! Later vertelt hij dat de verpleegkundige hem opwachtte met de tekst “We hebben geen haast, maar gaan wél even rennen..!”

Alles is nu zoals het moet zijn. “Jeetje, het is net alsof ik in een spa lig!”, prevel ik tevreden, genietend van de kalmte in buik en benen. “Nou, ze zijn al begonnen met snijden hoor”, zegt de anesthesioloog enthousiast. “Ja doei, je maakt een grap”, zeg ik, want ik voel niks, op wat gesjor na. Maar het is echt zo. Ze zijn begonnen.

Vanaf dat moment wordt het eigenlijk heel gezellig in de operatiekamer. Ik klets met de anesthesioloog en de assistent-anesthesist over van alles en nog wat. Waarom ik de achternaam van mijn man niet heb aangenomen (“Een ramp om dat ding te spellen!”); wat namen zijn die bij Bram passen (“Ik vind Saar wel wat!”); waarom een anesthesioloog niet gewoon anesthesist heet. Ondertussen bespreekt het in mijn buik snijdende duo aan de andere kant van het operatiescherm ook de meest basale zaken met elkaar, zoals de nieuwe openingstijden van de Albert Heijn.

En dan is plotseling het moment daar. Er verschijnt een baby’tje achter het raampje in het scherm. Het is Cato! En ze huilt! Ook ik barst nu in tranen uit. “Ze huilt, ze huilt!” snik ik opgelucht. Niet lang daarna wordt er nog een baby omhoog gehouden, dit keer Niene, en ook zij begint te brullen. Ik brul met haar mee.

De dames verdwijnen direct naar de onderzoekstafel, zoals ons in eerdere gesprekken is uitgelegd. Een kinderarts verschijnt in mijn blikveld. “Ze doen het hartstikke goed, ik ben heel tevreden!” Dan worden er twee warme lijfjes bij mijn hoofd gelegd. Ik kan niet geloven dat ze er zijn. “Gefeliciteerd! Jij ziet er heel goed uit”, grapt de anesthesioloog, “maar je man is zo wit als je bed!” Ik kijk naar links.

A is op een krukje geparkeerd, met zijn hoofd tussen zijn knieën.
Maar het komt allemaal goed.
We zijn er.
Onze dochters zijn er!

Cato en Niene, geboren om 6:57 en 6.59 uur, op 20 juni 2021, Vaderdag.
Misschien was mijn vader er zo toch een beetje bij.
Ook al had hij helemaal niets met die dag, en vroeg hij elk jaar hetzelfde: een vlakgom en hb-potloden. 

Cato Emma Elisabeth, 6.57 uur, 2345 gram
Niene Mara Doortje, 6.59 uur, 2305 gram
20 juni 2021

*vooraf afgesproken i.v.m. twee stronteigenwijze dames, eentje in stuit, eentje horizontaal

5 Comments

Add a Comment

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *