BLOG / Jongste
Ik vermoed dat ik een echte jongste ben. Dat uit zich in een voor de buitenwereld tamelijk verwarrende paradox.
Aan de ene kant wil ik dolgraag bewijzen dat ik uitermate zelfstandig ben en word ik woest als iemand ongevraagd hulp aanbiedt. Aan de andere kant heb ik een aandachtspanne van slechts drie seconden wanneer ik iets moet doen dat me niet interesseert. En die aandachtspanne is er dan ook meer voor de vorm. Want al tijdens dat moment overdenk ik vooral wie me zo snel mogelijk van deze geestdodende taak kan verlossen. Waarop ik altijd wel iemand vind die het van me overneemt. Vroeger waren dat mijn ouders en broer of zus, later mijn huisgenoten, en nu is mijn vriend het structurele slachtoffer.
Zo speelde ik in mijn studentenhuis graag piano in de kamer van m’n huisgenoot. In die twee jaar heb ik nooit onthouden hoe het ding aan moest. Al voordat ik keek waar de knop zat, riep ik op zeurende toon: ‘Hij gaat niet aaahaaaaaan!’ Een beetje zoals je vroeger je moeder op de wc riep, als je je klus had geklaard. Mijn huisgenoot reageerde consequent geagiteerd, omdat hij het me al zestig keer voor had gedaan. Waarna ik er extra hulpeloos bij ging zitten, hij zuchtend het apparaat aanzette, me nóg eens uitlegde hoe ik dat de volgende keer zelf kon doen, en ik niet oplette maar driftig ‘oh ja!’ knikte. Dit alles in de wetenschap dat dit proces de volgende keer exact zo zou verlopen.
Mijn omgeving is eigenlijk ruwweg onder te verdelen in drie groepen.
Allereerst is er de groep die mijn gedrag vol afschuw aanschouwt. Hoe vaak ik familie of vriendjes van vriendinnen niet met hun ogen heb zien rollen, als ik één tel aan een verpakking piel en hem dan direct naar mijn vriend doorschuif met een kinderlijk ‘Kan jij dit even open maken..?’ Vol ongeloof kijken de mannen A. aan. ‘Dat je er mee óm kunt gaan joh, ik zou gék worden als het mijn vriendin was…’
Dan is er nog de groep die de boel van een afstandje bekijkt, glimlacht, maar doelbewust op afstand blijft. Deze groep gaat nog liever dood dan dat ze me uit mijn aanstellerige lijden verlost. En ze weet niet zo goed of ze het nou schattig, of ronduit verschrikkelijk vindt. Zolang ze daar niet over uit is, blijft ze uit de buurt.
Maar gelukkig is er ook de derde categorie: de groep die het aandoenlijk vindt en niets liever doet dan zo’n hulpeloos meisje een handje helpen. Deze groep lacht vertederd en zegt: ‘Oh, zit je weer lekker te klooien, geef maar hier joh, kijk, zo doe je dat.’
Godzijdank behoort mijn vriend tot die derde categorie, anders was onze verkering allang uit, schat ik zo in.
(bron afbeelding: www.compfight.com)