BLOG / Jeweetwelpoes
Net nu mijn eigen vruchtbaarheid op volle toeren draait, moet de kinderwens van onze poes er aan geloven. Dus staan we om negen uur ’s ochtends voor de nog dichte deur van de dierenarts.
We zijn niet de enigen, want naast ons hopen nog twee andere baasjes bibberend dat ze snel naar binnen kunnen. Af en toe werpen ze een blik op hun angstige huisdier, dat het reiskoffertje in hun hand tijdelijk bewoont. Belangstellend tuur ik in de koffer van de vrouw naast me. Een licht-obese kat staart me indringend aan.
“Zo, die kijkt boos, hij ruikt al onraad zeker!” zeg ik lachend. Geïrriteerd draait de vrouw haar hoofd mijn kant op. “Dáá’s ‘n Britse kortháár, die kijk ááltijd boos!” antwoordt ze in plat Utrechts. Ze richt haar blik op ons reiskoffertje, waar Kit ineengedoken haar lot afwacht. “Wáát hebben jullie een klein báákkie, ’t lijk wel een háámsterkooi…!” constateert ze hoofdschuddend. Dan schuiven gelukkig de elektrische deuren van het gebouw uit elkaar.
Bij de balie worden de medische perikelen nog eens met ons doorgenomen, zoals de organen die Kit straks kwijt is, en de risico’s van een narcose. Ondertussen zwaait de deur van de ‘afscheidskamer’ open, waarna een echtpaar met twee kinderen naar buiten schuifelt. Het hele gezin huilt tranen met tuiten. Ik kijk snel naar Kit, die door de tralies van haar hokje heen opstandig wat papierwerk van de toonbank probeert te meppen.
We nemen afscheid van ons kleine poesje en ik voel de tranen opkomen. “Oh nee hè lieverd”, zegt A. als hij mijn gezicht ziet. “Dit is een standaardingreep, het komt allemaal goed. Als je dit al hebt bij ons poesje, hoe gaat dat dan straks met ons kind?” Dat was ik me ook net aan het afvragen, al weet ik het antwoord eigenlijk al. Ter afleiding schaffen we een groter reiskoffertje met een gezellig stippenkussentje aan, omdat de dierenartsassistente ons huisdierenvervoermiddel net een konijnenhokje noemde.
Zes uur later mogen we Kitje, inmiddels gehuld in een rood rompertje, op komen halen. Verdwaasd kijk ze ons aan vanuit haar hamster-konijnenkooitje. Thuisgekomen probeert ze behendig het kooitje te verlaten, maar al na de eerste stap verliest ze haar evenwicht en weet ze niet meer hoe ze overeind moet komen. De rest van de dag zwalkt ze als een dronken, misselijke tiener in een gezellig kerstpakje door de woonkamer. Ons pittige poesje is ineens een ongecoördineerd hoopje ellende.
Het hoopje ellende zou zich daarom vast dagenlang terugtrekken onder de bank of in een andere kamer, dacht ik, maar het tegendeel blijkt het geval: de gehavende en motorisch verwarde kat is niet bij je weg te slaan. Het maakt niet uit of ik zit, sta of lig: het poesje moet en zal spinnend wegkruipen in mijn oksel en geaaid worden, héél lang geaaid. Dus werk ik thuis om me over haar te kunnen ontfermen, en typ ik al mijn werkmails in een ergonomisch en zwangerschapstechnisch compleet onverantwoorde houding, dankzij het zielige zieke kind op mijn schoot.
Bezorgd kijk ik naar ons apathische aapje, dat in de verste verte niet meer lijkt op het overactieve, eigengereide en onverschrokken katje dat hier een week geleden nog rondliep. Ondertussen schuift A. voor de zevenentwintigste keer zijn trui omhoog, waar Kit voor de zevenentwintigste keer dankbaar onder kruipt. Opgetogen kijkt hij me aan. “Héérlijk hè, zo’n rustig en aanhankelijk poesje. Ze is nu precies zoals ik haar altijd heb willen hebben!”
Hij mag er nog even van genieten, maar daarna wil ik mijn eigenwijze hyperactieve aap weer planten, tasjes en dozen zien slopen.