BLOG / Hond
Al zolang ik me kan herinneren, wil ik een hond. Maar die wens wordt steeds gesmoord door huisgenoten met bezwaren, die mijn hondenhonger proberen te stillen met vissen of parkieten.
Dat laatste deden mijn ouders, toen ik maar bleef zeuren om een vierpotig huisdier. Zo werd ik eigenaar van de leukste en grappigste parkiet die ik me maar kon wensen, sterker nog, over die vogel kan ik een compleet afzonderlijke blog schrijven (wist je bijvoorbeeld dat parkieten allerlei gezichtsuitdrukkingen en hele grappige warme pootjes hebben?), maar die uitweiding bewaar ik voor een andere keer.
Een hond dus. Als kind besefte ik dat ik de strijd op moest geven en me moest laven aan de honden van anderen, want later zou ik de schade wel inhalen. Mijn zus dacht daar hetzelfde over: zodra ze een eigen huis had, schafte ze een bruine labradorpuppy met grote droevige ogen aan. Max liet onze harten smelten en toen hij jaren later overleed, was niet alleen mijn zus, maar ook ik ontroostbaar. Mijn eega zag het met lede ogen aan. “Ik weet het niet hoor, met zo’n hond. Jij overleeft het niet als hij doodgaat!”
Mijn hondenhonger verminderde echter niet en mijn hondenwens wordt inmiddels steeds realistischer. Daarom ben ik nu al dagenlang verzonken in het complete oeuvre van Martin Gaus, je weet wel, die van de Natte Neuzen show, waarin honden straal langs lonkende worsten moesten rennen om een kanariegele dummy terug te brengen. Ik leer van alles en nog wat van Gaus en loop daar enthousiast over leeg tegen iedereen die het wel en niét wil horen. “Tjonge”, zegt een vriend die plichtmatig door mijn hondenencyclopedie bladert en niet blijkt te weten wat een labrador is, “er zit dus überhaupt verschil tussen al die honden?”
Intussen wijst mijn verstandige man me voortdurend op de vele verantwoordelijkheden en verplichtingen die komen kijken bij de aanschaf van zo’n huisdier, net als alle andere mensen waarmee ik mijn hondenliefde bespreek. “Als je een kinderwens hebt komt niemand met al die rationele bezwaren, maar bij een hondenwens is het hek van de dam, echt stom!” roep ik kinderachtig. Stiekem weet ik ook wel dat er nog veel te veel dieren in het asiel eindigen en daarom laat ik me niet alleen door mijn omgeving, maar vooral ook door hondengoeroe Martin G. de les lezen.
Ik vrees dat ik in ieder geval nog een fiks aantal discussies en een tuin verwijderd ben van een hond, maar ik houd moed. Want mijn verstandige man ziet óók hoe ik ga stralen als ik zo’n viervoeter zie. Ik hang verlekkerd uit het raam wanneer de Beagle van de overkant voorbij huppelt en ik verdraai mijn hoofd voor alles wat met zijn oren wappert. Als ik in de ogen van zo’n beest kijk, loopt mijn hart over. En daar loopt het hart van mijn man dan weer van over, dus die zal me echt niet gaan afpoeieren met een parkiet, toch?