BLOG / Heet
Mijn hele zwangerschap had ik amper klachten. Oké, ik had het veel sneller warm dan voorheen, maar ach, als dat alles was, dan was ik een zeer gezegend mens. Dacht ik. Toen.
Op dat moment kon ik niet bevroeden dat we afstevenden op een woest-exotisch Afrikaans klimaat. Waarbinnen het zou voelen alsof iemand me voor altijd had opgesloten in een waterkoker, eentje die zich nét klaarmaakt voor een vers kopje thee. Wist ik nog niet dat de zogezegde ‘tropenjaren’, zoals de eerste periode met mini-koters vaak wordt genoemd, voor mij al zouden beginnen voordat ik het kind überhaupt ter wereld had gebracht!
Want ik heb het heet. Bloedheet. Bezorgd kijkt mijn man me na, wanneer ik weer eens bleek en zwetend voorbij sjok op mijn vochtverzamelende olifantenvoeten. Diezelfde dag zoekt hij stad en land af naar een ventilator, waarbij hij overal slechts leeggeroofde schappen aantreft, maar uiteindelijk online een apparaat weet te bemachtigen. Hij heeft echter nog een missie: mij een acceptabele nachtrust bezorgen.
Als ik mijn tanden heb gepoetst, blijkt dat hij een soort iglo voor me heeft gebouwd. Ik tref een bed aan dat is bezaaid met koelelementen uit de vriezer. Bij mijn voeten, bij mijn zij, overal. Opgetogen trek ik de kussensloop, die hij heeft gevuld met de resterende blokken ijs, tegen me aan. “Niet te koud…?” peilt A. voorzichtig. Koud?! Dit is de hemel! En mijn man is mijn held!
Ondertussen herkennen mijn vriendinnen mij, de zonaanbidster met een lichte hang naar tanorexia, bijna niet terug. “Ik ga deze appgesprekken echt bewaren, dit is historisch!” stuurt vriendin 1, als ik weer eens een uitgebreide klaagzang houd over de temperaturen. “Haha, wie ben jij?” zegt vriendin 2, die ik in onze puberjaren regelmatig dwong tot duizelingwekkende bruiningssessies, wanneer ik op het terras geobsedeerd zoek naar schaduw en wind.
Aan het einde van de week, wanneer de thermostaat de 37 graden aantikt, ben ik de wanhoop nabij. Ik kan niets anders meer dan muisstil zitten, zweten en naar lucht happen. Zelfs de kat ligt alleen nog maar voor dood op de grond, waardoor ik regelmatig check of ze nog wel ademt. Dan staat mijn man, mijn redder, ineens voor de deur. “Spring nu in de auto, de airco heeft net zijn werk gedaan!” Een uur lang rijden we doelloos rond, terwijl mijn lijf langzaam begint te verkoelen, en ik mijn wanhoop een beetje voel zakken.
Vervolgens speuren we de stad af naar een restaurant met airco, waarna we een film kijken in een gekoelde bioscoop. Eindelijk ben ik de waterkoker even ontglipt, en hoef ik niet gegrild te gaan slapen. De volgende ochtend vult de lucht zich met wolken. Langzaam begint het te druppelen. Ik ren naar het balkon en kan wel huilen van geluk. REGEN! VERKOELING! Ik ga zitten, wend mijn gezicht naar de lucht, en laat mezelf uitgebreid nat regenen.
Helaas blijkt in de dagen erna dat het einde van de hittegolf nog lang niet in zicht is, en weet ik inmiddels niet meer wat erger is in deze allesverzengende warmte: hoogzwanger zijn, of weeën incasseren. Feit is wel dat ik aan beide niet zal ontkomen, omdat de natuur doet wat zij wil. Dat geldt voor het weerbericht, maar zeker ook voor de plannen van mijn zoon. Gelukkig zijn er ondertussen allemaal lieve mensen die me vragen of het nog gaat, mijn zorgzame man, een vriezer vol ijsjes, en bovenal mijn nieuwe grote vriend: de ventilator.
Hallo Corneline, wat heb je toch een schat van een man! Ik hoop voor je dat de kleine man gauw zal komen, kan je lekker met airco in het ziekenhuis liggen!! Sterkte ermee. Lieve groeten, Gerda
Dank voor de lieve reactie, ik verheug me ook nu al op de ziekenhuisairco, haha. En ik heb zeker geboft met mijn man – ben inmiddels ook erg benieuwd naar die andere man! Liefs!