BLOG / Gezinsgriep
Ik weet nog goed dat ik voor het eerst flink ziek was in mijn studentenhuis. Ongelofelijk zielig vond ik het voor mezelf, dat er geen ouders in de buurt waren om voor me te zorgen.
Huilend en fluisterend van de keelpijn belde ik vol zelfmedelijden naar mijn ouderlijk huis, of ze me kwamen ophalen. Nee, zei mijn Westlands-calvinistische vader resoluut. Vervelend natuurlijk, dat ik me zo beroerd voelde, en prima als ik naar ze toe kwam, maar hij ging daar geen twee uur voor op en neer rijden: ik kon gewoon in de trein stappen. Nu vond ik mezelf niet alleen zielig meer, maar was ik ook nog eens woedend. Hoe kón hij dit van deze hulpeloze zieke vragen? Deze patiënt kon toch helemaal NIKS meer?
Little did I know: het was toen eigenlijk al een enorme luxe, dat ik in mijn studentenhuis ongestoord in mijn bed kon blijven liggen. Kon slapen. En uitzieken.
Twintig jaar en drie kinderen verder, maakte ik namelijk kennis met een fenomeen waar ik als student totaal geen benul van had: Een Gezinsgriep. Waarbij niet alleen je kinderen, maar ook jij en je eega geveld zijn door een virus. Bij deze griep geldt er een glashelder uitgangspunt: degene die nog enigszins op zijn benen kan staan, neemt de rollen van verpleger, cateraar en logistiek manager voor zijn rekening.
Dus, heb jij koorts, maar hangt je man kotsend naast zijn bed, dan is de conclusie: jij gooit twee paracetamolletje in je mik en gaat aan de bak.
Deze januari was het weer zover. De avond dat ik mijn temperatuur voelde stijgen en mijn spieren wiebelden van die typische griep-slapheid, kregen beide dochters ’s nachts veertig graden koorts. Nadat ik er eindeloos uit was gegaan voor een oververhitte dochter, legden we die dochter maar tussen ons in. Ze kreunde en steunde en kronkelde tegen me aan, zich geen raad wetend met haar zieke lijf. Ik deed geen oog dicht en voelde me ’s ochtends overreden door drie vrachtwagens.
Man was nu ook officieel gevloerd. Hij zat apathisch naast twee peutermeisjes met vuurrode gloeiende wangen op de bank. Zoon aanschouwde de ziekenboeg met een berustende glimlach en riep triomfantelijk uit: “Maar IK, IK voel me kiplekker!” Ik bekeek mijn uitgeschakelde man, schrokte twee pilletjes naar binnen, kroop op de fiets en reed de kiplekkere zoon naar school.
Thuisgekomen weken de gloeiende peutermeisjes niet meer van mijn zijde. Of ik nou in de keuken of woonkamer was of op de wc zat: jammerend en snikkend schuifelden ze achter me aan. Het liefst wilden ze de hele dag op me liggen en knuffelen. Wat best heet en in-je-aura is, als je allemaal koorts hebt.
Ik managede en nachtbraakte me door een ruime week patiëntenzorg heen. Ergens tussen die bedrijven door, werd ik zelfs een soort van beter. Dat is het wonderlijke aan De Gezinsgriep: een pretje is het niet, maar je kan ‘m aan.
Ondertussen bleef de kiplekkere zoon gezond, maar die had inmiddels grotere problemen. “Weet je wat nou wel jammer zou zijn. Dat ik me kiplekker blijf voelen, maar dat jullie alle vier niet meer beter worden en doodgaan. Dan ben ik 6 en helemaal alleen…. Kijk, als ik 18 ben, dan maakt het niet uit, want dan ga ik gewoon lekker met vrienden wonen. Al heb ik dan wel nog steeds een probleem: hoe ga ik tegelijk naar vier begrafenissen…?!”
Comment
Hopelijk zijn jullie weer helemaal opgeknapt!! Maar je had wel een hele strenge vader!!!
Blijf schrijven, Corneline, ik blijf ervan genieten!!
Lieve groetjes, Gerda