BLOG / Bram
Net als ik begin te vrezen dat mijn zoon voor altijd in mijn buik zal blijven, word ik op een vroege zaterdagochtend wakker van kramp. “Het is begonnen, denk ik…” fluister ik tegen A.
Precies acht uur later wordt er een warme, hard huilende baby op mijn borst gelegd. “Mozes, wat is hij zwaar!” is het enige wat ik nog uit kan brengen. Dan beginnen A. en ik met het kleine mensje mee te snikken, van schrik en van opluchting tegelijk. De marathon is voorbij. We zijn kalm gebleven. En deze baby huilt. Hij leeft. Dat we zojuist ouders zijn geworden, ouders van een zoon, komt niet eens in ons op.
Diezelfde avond staar ik met wijd open gesperde ogen naar het ziekenhuisplafond. Ik probeer de slaap te vatten, maar alles aan me is klaarwakker. Ik doe een zoveelste poging om een comfortabele positie aan te nemen. Tevergeefs, door de slangen, en door de pijn, die ik nu pas goed begin te voelen. Ik draai mijn hoofd naar rechts. Daar ligt A., uitgeput en in een diepe slaap. Dan zie ik in mijn linkerooghoek een piepklein bedje met plastic wandjes staan, een bedje waarin nog iemand vol overgave ligt te slapen. Help, er ligt een baby in onze kamer!
De volgende ochtend wordt besloten dat we samen met ons kamergenootje naar huis mogen, al moeten de slangen nog wel even blijven zitten. Ik verlaat het ziekenhuis als de klassieke net bevallen vrouw: zittend in een rolstoel, gehuld in trainingsbroek, en op mijn schoot een Maxi-Cosi met kersverse boreling. Thuisgekomen treffen we een beduusde kat aan, die haar nieuwe slapende huisgenoot uitgebreid bekijkt en besnuffelt, waarna ik de trap op strompel, naar bed.
De dagen erna aanschouw ik vanuit dat bed hoe de kraamverzorgster A. alles leert wat een ouder moet weten. Ik volg de colleges mee en leer hoe ik moet voeden, maar verder dan dat kom ik niet, doordat mijn lijf niet meer doet wat het kortgeleden nog prima deed. Ik huil dikke tranen, omdat ik nergens mee kan helpen, omdat ik niet slaap, en omdat ik voor iemand moet zorgen, terwijl ik me nog zo beroerd en uitgeput voel. “Ah, dag 3, kraamtranen”, knikt de kraamverzorgster begripvol. Ik mompel chagrijnig dat ik gelukkig ondanks alles nog in een schema pas.
’s Nachts maken we slaapdronken notities over plasluiers en voedingstijden. We bellen verontschuldigend de verloskundige wakker, omdat ons kind al urenlang niet drinkt. We worstelen met lepeltjes melk en met troostende woorden. We vallen in slaap en schrikken weer wakker, dromend dat we het mensje op de commode hebben laten liggen. We maken ruzie als ik A. geïrriteerd vraag naar zijn laatste douchebeurt, waarna we er achter komen dat de stank bij onze baby en zijn afstervende navelstreng vandaan komt. We staren in het donker smachtend naar de klok, hopend dat het dan sneller acht uur is, en de kraamverzorgster uit duizenden ein-de-lijk arriveert.
Halverwege de week komen de eerste kaartjes en cadeautjes binnen. “Goh”, snik ik tegen A., “Blijkbaar is zo’n kraamweek ook best leuk..!” De dagen erna zakt de stuwing, komt de borstvoeding op gang, maakt onze baby slaapblokken van een paar uur, en beginnen mijn lijf en hoofd langzaam op te klaren. Plotseling heb ik schoon genoeg van de muren van onze slaapkamer, en heel voorzichtig en met kleine stapjes daal ik de trap af, naar beneden. De tranen springen in mijn ogen wanneer de kat, toch wel een beetje ons eerste kind, me met grote bezorgde ogen tegemoet loopt.
En dan zie ik voor het eerst mijn andere kind écht.
Mijn baby. Mijn zoon. Bram. Zijn opgetogen gezichtje en zwaaiende armpjes, als hij ruikt dat hij gaat eten. Zijn monologen, bestaande uit lieve zuchtjes en grommen en piepjes, vlak voordat hij in slaap valt. Zijn priemende maar hulpeloze donkere kraaloogjes in de stille donkere nacht. Zijn vertederende stemgeluid, dat ik op het consultatiebureau feilloos blijk te kunnen onderscheiden van de andere kraaiende en huilende baby’s.
We zijn ouders.
Ik ben moeder!
Bram Jan Jos (roepnaam Bram) | 11 augustus 2018, 13.58 uur, 4038 gram | vandaag precies zes weken oud
In mijn wakkere ‘nachtdienst’ op de bank met een dekentje voordat mijn vrouw me aflost, lees ik dit pas echt goed en herken ik álles, althans: sommige dingen vanuit A. perspectief. Elke dag een stapje dichterbij elkaar leren kennen en afgestemd raken, en een mijlpaal in de nieuw geleerde verzorgingsrituelen.
Oja en je schrijft nog steeds prachtig!
Ha Eef, dankjewel voor je reactie, ik kan me helemaal voorstellen dat je dit stukje heel anders leest nu je het zelf meemaakt. Het is denk ik weer één van die dingen in het leven die je vooraf niet goed aan iemand kan uitleggen, of misschien wel, maar dan nog ervaar je pas de intensiteit als je er middenin zit… ik hoop dat er voor jullie steeds meer mijlpalen ipv slapeloze nachten zijn 🙂