BLOG / Alleen
A. is een week weg, dus kan ik doen wat ik wil. De godganse dag Tori Amos luisteren bijvoorbeeld, zonder dat iemand daar demonstratief langdurende huilgeluiden doorheen moet maken.
Kortom, de kat is van huis, en de muizen dansen op tafel. Of nou ja, eigenlijk ligt het iets anders, want juist die kat blijft dan weer thuis. “Maar je bent toch verre van alleen, dit keer?” roept een collega uit als ik me beklaag over de eenzame dagen die ik voor de boeg heb. “Je blijft zelfs met z’n drieën achter! Jij, de kat, én die daar in je buik!”
Zo had ik het nog helemaal niet bekeken: in deze fase van mijn leven ben ik inderdaad feitelijk nooit alleen, en dat klinkt dan wel weer zo gezellig. Bovendien zie ik stiekem heus wel de voordelen van het huis voor mezelf hebben. Ik kan eten wat ik wil, de muziek draaien die ik wil, kruimelen waar en hoe veel ik wil, elke dag met iemand afspreken als ik dat wil, kortom, doen wat ik wil!
Dat laat ik me geen twee keer zeggen, en al snel loopt mijn agenda vol met allerlei sociale activiteiten, terwijl ik me thuis laaf aan afhaaleten en knuffels van de kat, onder het genot van het complete K’s Choice-repertoire. Volledig ongestoord kan ik dit overigens niet doen, want mijn eega moet via de app toch even opmerken dat hij opvallend veel Thuisbezorgd-afschrijvingen voorbij ziet komen. Maar wanneer ik antwoord dat ik net als hij mag genieten deze week, kan hij niet anders dan dat beamen.
Stiekem is het weer even heel erg lekker, alleen wonen. Ik was alweer vergeten hoe dat was! Plotseling voel ik me enorm volwassen en zelfstandig, als alleenstaande zwangere met een huisdier, strong and independent, hier zo in deze stad. Oké, er zijn in huis nog steeds te veel apparaten en afstandsbedieningen en draadloze verbindingen waar ik niets van begrijp, maar er is nu ook niemand die die apparaten en afstandsbedieningen en draadloze verbindingen continu wijzigt, waardoor ik in ieder geval de huidige technische status quo kan bolwerken.
En toch. Het is ook wel érg stil. Saai. En ongezellig. Wat ik probeer te compenseren door afwisselend monologen tegen de kat en tegen mijn buik te houden, waarbij de kat op den duur niet meer kan volgen of ik nou een lekker schaaltje kittenmelk aankondig, of gewoon ratel tegen de foetus in mijn romp. Als ik mezelf vervolgens voor de zoveelste keer hoor vragen hoe Kit’s dag was en wat ze vandaag allemaal heeft gedaan, weet ik dat het tijd is dat A. snel weer thuis is.
Dan hoor ik de sleutel in de voordeur en verschijnt er een zongebruind, blij gezicht bovenaan de trap. De kat schuifelt ongeïnteresseerd voorbij, in afwachting van haar diner, maar mijn hart maakt een sprongetje. Hij is weer veilig terug. Mijn lieve, leuke, knappe, gezellige, grappige man. De vader van mijn kind.
Ik zou met niemand anders liever willen samenwonen!
Hartverwarmend lief!